De roman ‘Radetzkymars’ wordt door vele kenners en liefhebbers beschouwd als hét meesterwerk binnen het oeuvre van Joseph Roth (1894-1939). Daarin beschrijft de auteur op tragikomische wijze het wel en wee van het geslacht Trotta ten tijde van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie (1867-1918). De beide hoofdsteden van deze zogeheten kaiserliche und königliche Donaumonarchie, Wenen en Boedapest, hebben in de loop van de geschiedenis steeds hun fascinatie voor elkaar behouden.

Het programma ‘Radetzkymars’ van het Koor van het Koninklijk Conservatorium Gent brengt in een eerste luik de populaire Zigeunerlieder opus 103 van één van Wenens bekendste adoptiezonen, Johannes Brahms (1833-1897). Hij componeerde deze 15 liederen voor gemengd koor en piano in 1888 op Duitse teksten, uit het Hongaars vertaald door Hugo Conrat.

In een tweede luik komen dan drie Hongaarse componisten aan bod, boezemvrienden van elkaar, maar ook, net als Johannes Brahms, hartstochtelijke verdedigers van de schoonheid van het volkslied: Zoltán Kodály, Béla Bartók en Mátyás Seiber. Zij betokkelen met vaardige hand en hoorbaar plezier de snaren van de meest uiteenlopende menselijke emoties.

" />
Radetzkymars — Koor Conservatorium Gent
€ 5 / 0
Do
09.03
20:00

De roman ‘Radetzkymars’ wordt door vele kenners en liefhebbers beschouwd als hét meesterwerk binnen het oeuvre van Joseph Roth (1894-1939). Daarin beschrijft de auteur op tragikomische wijze het wel en wee van het geslacht Trotta ten tijde van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie (1867-1918). De beide hoofdsteden van deze zogeheten kaiserliche und königliche Donaumonarchie, Wenen en Boedapest, hebben in de loop van de geschiedenis steeds hun fascinatie voor elkaar behouden.

Het programma ‘Radetzkymars’ van het Koor van het Koninklijk Conservatorium Gent brengt in een eerste luik de populaire Zigeunerlieder opus 103 van één van Wenens bekendste adoptiezonen, Johannes Brahms (1833-1897). Hij componeerde deze 15 liederen voor gemengd koor en piano in 1888 op Duitse teksten, uit het Hongaars vertaald door Hugo Conrat.

In een tweede luik komen dan drie Hongaarse componisten aan bod, boezemvrienden van elkaar, maar ook, net als Johannes Brahms, hartstochtelijke verdedigers van de schoonheid van het volkslied: Zoltán Kodály, Béla Bartók en Mátyás Seiber. Zij betokkelen met vaardige hand en hoorbaar plezier de snaren van de meest uiteenlopende menselijke emoties.

Johan Duijck dirigent

Miry
Concertzaal